Pieter

Sam op de bank

Soms, als ik me niet goed voel, gaan we naar Pieter. Ik ken de route en ik wil dan niet, maar mama heeft er geen boodschap aan. Pieter heeft een witte jas en hij woont in een rare kamer. Er staat geen bank en ook geen teevee, maar wel een lege tafel. Daar zet hij me op, hij pakt me vast, begint me over mijn hele lijf te bevoelen en bekloppen en kijkt me intussen heel indringend aan, op zo’n manier dat ik er een beetje bang van word. Wat wil Pieter van me? En verdedigen kan ik me niet, want Pieter weet me op de een of andere manier altijd zo beet te pakken dat ik niks kan beginnen.

Het einde van het liedje is altijd dat mama vieze dingen mee naar huis krijgt: pillen of druppels die ik de tijd daarna stukje bij beetje moet wegslikken. Mama prakt ze stiekem door mijn eten. Ze denkt dat ik het dan niet merk.

Nadat we bij Pieter zijn geweest, krijg ik een tijd lang niks lekkers meer: geen kippennekjes, geen vlabakje uitlikken, geen bord met etensrestjes en ook geen ‘vieze’ pan. Op straat merk ik het ook: mama houdt me strakker aan de lijn dan anders en als papa dat niet doet, wat wel eens gebeurt, krijgt hij van mama op zijn flikker. Maar na verloop van tijd is alles weer bij het oude. Het is dus, zoals wel vaker bij mensen, een boel gedoe om niks.

Aanbevolen artikelen

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *