Het is zo verdeeld in de wereld: je hebt plekken met veel mensen en plekken met bijna geen mensen. Die plekken met bijna geen mensen noemen ze natuur. En daar zijn ze verzot op.
Ik kan me daar wel iets bij voorstellen. Zelf houd ik niet van andere honden, dus een plek met weinig honden vind ik top. Maar weinig mensen betekent ook weinig te snaaien. Snoeppapiertjes, korstjes brood, afgekloven kippenbotjes, in de natuur zul je ze – bijna – niet tegenkomen. Dus wat dat betreft vind ik natuur weinig aan.
Nee, dan de randen van de natuur. Die zijn interessant. Dat zit zo: mensen komen vaak bij elkaar aan de rand van de natuur. Daar gaan ze samen eten aan tafels die daarvoor speciaal zijn neergezet. Dat vinden ze mooi. Bij die tafels is het prachtig. Daar vind je van alles. Brood. Vleesresten. Lege blikjes. Noem maar op.
Mama en papa vinden natuur ook mooi. Dus dan willen ze met alle geweld die natuur in. Uit alle macht probeer ik ze duidelijk te maken: doe nou die randen van de natuur! Maar nee, ze trekken alleen maar aan het lijntje en dan moet ik weer mee. Ze kunnen er geen genoeg van krijgen, die natuur. Waar niks is, of heel weinig in elk geval.