Mensen hebben een neus van niks. Juist daarom is het bijzonder wat ik vanmiddag meemaakte. In de keuken heeft mama een zak waarin ze papiertjes gooit. Een enkele keer is zo’n papiertje interessant. Dan zitten er voedselresten aan. Dit keer ook. Ik rook dat er iets te halen viel, scharrelde zo onopvallend mogelijk naar de keuken en dook met mijn neus in de zak, op zoek naar iets lekkers.
Amper had ik mijn neus in de zak gestoken of mama verscheen in de keuken en sprak me bestraffend toe. Betrapt! Ik weet wanneer ik mijn verlies nemen moet. Ik kwam weer tevoorschijn en ik keek vast heel beteuterd, want mama proestte het uit van het lachen.
De vraag die me nu bezighoudt is deze: hoe wist mama dat er eten in de zak zat, en dat ik in de zak aan het rommelen was?
Geroken kan ze het onmogelijk hebben. Mensen ruiken bijna niks, zelfs als het recht onder hun neus ligt.
Het maakt onrustig. Als koning der dieren denk je al snel dat je je gang maar kunt gaan in een wereld vol gehandicapten, maar ook mensen hebben hun slimmigheden. Houdt mama iets voor me verborgen en is haar neus beter dan ik vermoed? Kunst is nu te ontdekken hoe ze het doet en daar in het vervolg rekening mee te houden, zodat ik weer onzichtbaar mijn gang kan gaan.