Het hoogste zintuig is natuurlijk de neus van de hond. Ik ruik alles.
Als mensen koken, doen ze een heleboel dingen bij elkaar in een pot. En wat er uit komt, geven ze een naam. Dus verschillende dingen bij elkaar is ook een andere naam.
Voor mij werkt dat anders. Ik ruik bijvoorbeeld niet zoiets als ‘chili con carne’; ik ruik bonen, tomaten, ui, knoflook, paprika, het vlees dat erin zit en nog een heleboel andere dingen waarvan ik de naam niet eens weet. Eetbare dieren ruik ik van grote afstand en als we thuis komen van de wandeling, ruik ik of papa thuis is en of Opoe Velletje langs is geweest. Zien is van het hier en nu, plat, een parodie van waarneming vergeleken met de geur.
Papa en mama hebben ook een neus zeggen ze, maar die vlezige driehoek middenin hun gezicht kun je moeilijk serieus nemen. Ruiken kunnen ze er in elk geval niet mee. Op straat zie ik ze nooit aan de poep snuffelen en in het bos blijven ze altijd netjes op het pad, ook als er achter de struiken een dood beest ligt of de resten van een mensenpicknick.
De zintuiglijke beleving geeft het leven zin, of tenminste dat deel ervan dat ik zou willen omschrijven als het enkele ‘zijn’. Zou ik niet kunnen ruiken en proeven, dan bleef er weinig over dat het leven de moeite waard maakt. Horen en zien, ook belangrijk om te overleven, akkoord, maar reuk en smaak gaan voor.
Waar plaatst zijn voortreffelijke neus de hond in het universum? Laten we vooropstellen dat wie door een ander gegeten wordt, nooit bovenaan de pyramide kan staan. Het is eten of gegeten worden. De diersoorten die overblijven – de eters dus, niet de gegetenen – moet men op waarde schatten, of, preciezer geformuleerd: kijken naar de mate van ontwikkeling van de zintuigen. Bovenaan in de rangorde staat zonder twijfel de hond.
En de mens dan, zult u vragen? De mens is het best te beschouwen als een categorie op zichzelf. Teruggeworpen op zijn reuk, smaakvermogen, gehoor en gezicht, zou de mens ergens onder aan de ladder moeten staan, maar niet te ontkennen valt dat de mens dat compenseert met een handigheid die hem in staat stelt zijn omgeving te onderwerpen. Echter: zijn hopeloze zintuiglijke beperking maakt dat ik toch honden, mijzelf voorop, bovenaan plaats.