Mensen geven graag namen aan dingen: niet alleen aan elkaar en aan honden, maar ook aan dingen en aan groepen dingen. Eerder vertelde ik al over Zutphen en Bredevoort. Een andere groep huizen in de buurt van ons nieuwe huisje heet Lochem. Daar zijn we vandaag heen geweest.
Tussen de huizen van Lochem was weinig eetbaars te vinden. Mama en papa gingen een gebouw in waar ze een tijd lang stonden te kijken naar kasten met dingen erin en naar vreemd aangeklede mensen die niet echt waren, terwijl een oude man van achter een tafel zwijgend toekeek. Truus en ik mochten mee naar binnen, maar van mij had het niet gehoeven. Er was niks aan. Het mooiste van Lochem was nog de plek waar papa ons rijdende huisje had neergezet, want waar een boel rijdende huisjes bij elkaar staan, is vaak ook wel wat te eten op de grond gevallen.
Dat ik hier toch graag wat meer over Lochem wil vertellen, is om wat we daarna gingen doen. Eerst reden we een stuk in ons huisje, toen stopte papa op weer zo’n lege plek en daarna gingen we wandelen tussen de velden. En wat voor velden! Hoog rezen de planten op om mij heen, in onafzienbaar lange, rechte rijen. Ik rook het meteen: hier, in de groene schemer, is het te doen. Jacht!
Papa had me aan de lange lijn en ik mocht niet los, anders waren ze me de rest van de middag kwijt geweest. Een prachtige middag zou het geweest zijn: ik, onvermoeibaar rennend tussen de stengels, en alles wat daaronder leeft voor mij op de loop. Koning zou ik zijn geweest in dat groene nevelrijk, een grote, verschrikkelijke koning waarvoor al wat leeft siddert en beeft, en niet beter weet dan te vluchten.
Het mocht niet zo zijn, maar ik had toch een mooie middag in Lochem. Nu ben ik weer gewoon een chihuahua, tussen al die anderen die groter zijn dan ik…