Ik heb het hier wel eerder met u gehad over dingen die steeds terugkomen. Dan ging het vooral om dingen in de tijd. Dat het steeds licht wordt en daarna weer donker, en dat ik in zo’n periode van licht en donker steeds drie keer eten krijg – los van de snacks. Dat de tijd dat het licht wordt steeds langer wordt en het donker steeds korter, en dat het op een gegeven moment omdraait – dus korter licht en langer donker. Dat soort dingen dus.
Nou heb ik uitgevonden dat dit soort patronen er niet alleen zijn in de tijd, maar ook in de ruimte. Neem de plek waar ik woon. Daar heb je een heleboel huizen. Die staan altijd in rijtjes. En om de zoveel rijtjes huizen heb je een rijtje huizen waar eten te krijgen is. Daar gaan mensen naartoe om hun eten te halen. Voor elke soort eten is er een huis, dus een huis voor brood, een huis voor kaas, een huis voor vlees. Er zijn ook huizen die niet interessant zijn, bijvoorbeeld huizen waar mensen dingen halen die ze op hun gezicht smeren, en huizen voor de lappen die ze om hun lijf doen (om de achterpoten gaat altijd maar één lap, om het bovenlichaam meestal meer lappen over elkaar, maar dat terzijde).
Goed: je hebt dus rijtjes huizen en eens in de zoveel tijd een rijtje etenshuizen. Nou wil je tijdens de wandeling wel eens wat anders, dus ik vermoed dat er, als we een stukje verder lopen, vroeg of laat weer een rij nieuwe etenshuizen komt. Nieuw eten, nieuwe luchtjes, nieuwe buit. “Verandering van spijs doet eten”, zoals de mensen zeggen.
Dus gisteren, tijdens de wandeling, heb ik papa eens goed laten weten dat ik vandaag vérder wilde. Nieuwe streken ontdekken. Dus: smekend naar de overkant kijken, aan de lijn trekken, et cetera. En papa gaf toe! We staken over en kwamen in een nieuwe buurt.
Wat een teleurstelling. Alleen maar rijtjes woonhuizen. Geen etenshuizen. En op een gegeven moment keerde papa weer om.
Maar dat betekent niet dat ik mijn theorie zomaar opgeef. Er moet een nieuwe rij etenshuizen zijn verderop! Of ik eet mijn tuigje op.