Mensen denken in goed en fout. Ze zien iets gebeuren en dan zeggen ze ‘dat is goed’ of ‘dat is fout’, om vervolgens te bedenken wat dat betekent en wat ze daarna gaan doen.
Hun ordening in goede dingen en foute dingen is anders dan de mijne. Als ik de buren hoor, vlieg ik de tuin in en zet het op een blaffen, om ze zo weg te jagen of in elk geval te zorgen dat ze hun waffel houden. Mooi toch, zou ik zeggen, goed gedaan Sam, hier heb je een snoepje, maar nee hoor. Mama en papa vinden het fout. En dan krijg ik een standje.
Vervolgens gebeurt er iets raars. Mama en papa willen dat ik naar binnen kom. Ze zeggen ‘hier!’ en als ik dan kom aanlopen, krijg ik alsnog een snoepje. Dat is dus goed.
Je kunt daar moeilijk over doen, maar ik zeg: buig mee met de wind. Als de afspraak is dat ik blaf in de tuin, dat mensen vervolgens zeggen ‘hier!’, dat ik gehoorzaam kom en een snoepje krijg, dan zeg ik: we hebben een resultaat. Het devies is dus: goed vaak blaffen in de tuin en het snoep zal rollen.