Samen met Truus, mama en papa vorm ik een roedel – mensen zouden het ‘gezin’ noemen. Het is wel een beetje een gek roedel. In een roedel horen hondenregels te gelden. In ons roedel geldt: half hondenregels, half mensenregels. Je went aan alles, maar het blijft gek. Normaal blijft een roedel altijd bij elkaar, maar als het donker wordt, gaan mama en papa boven in huis liggen in een enorme mand voor zichzelf!
Zo blijft het ook vreemd waarom mama en papa op de raarste momenten met zijn tweeën weggaan en Truus en mij alleen achterlaten. Ze gaan dan naar iets dat ‘filmhuis’ heet. Truus vindt dat erger dan ik, ik red me wel, maar welke roedelleiders doen nou zoiets?
Gelukkig is er compensatie. Bij de deur staan, hoog op een plank, drie hoge bussen en een heleboel zakken met eten. Koekjes, kippenpootjes, reepjes gedroogd eendenvlees, stukjes long en pens, het houdt niet op. Mama zorgt er voor dat we er niet bij kunnen, maar elke keer als mama en papa samen iets gaan doen en wij mogen niet mee, krijgen we een snack. Voor Truus is dat meestal een botje met droog vlees er omheen gewikkeld, ik krijg een gedroogd kippennekje. Dat zorgt steeds opnieuw voor grote opwinding. Steevast vergeten we wat daarna komt: dat we een paar uur lang ons thuis zitten te vervelen. Je zou zeggen: dat weet je op een gegeven moment wel, maar nee, we trappen er steeds weer in. Zo krijg je je nekje, zo wacht de kater. Misschien moeten Truus en ik ons minder laten leiden door lage driften. Ik denk dat we dan weerbaarder zouden zijn tegen dit soort trucs.